luisteren (naar) • (escucho…) ik luister naar… • (le escucho! / os escucho! (exprss)) zegt u het maar!, zeggen jullie het maar! (decidlo pero!)
examinar
--
fijarse
--
impactar
--
mirar
kijken [PS keek/keken I kijk PP gekeken] (naar) • (le miro) ik kijk naar hem • (mire, ...) kijk, ... • (mirar atrás) terug·blikken
mostrar
--
notar
--
observar
--
oler (irr [PR huelo hueles huele, olemos oléis huelen; S huela; I huele oled])
--
olvidar
vergeten [vergeet; PS vergat]
oír
horen [hoor/hoort] • (¿me oís?) horen jullie mij? • (he oído…) ik heb gehoord…
recordar
zich herinneren (vt), herinneren
saber (comida)
--
tocar
(~ el piano / la guitarra) piano / gitaar spelen
ver
zien [PS zag PP gezien; I zie] • (televisión) kijken naar (v.'mirar') • (¿ves la televisión?) kijkt u naar de televisie? • (veo una película) ik kijk naar een film • (voy a ver una peli de terror) ik ga een horrorfilm kijken • (¿lo has visto?) heb je het gezien?
Español
Neerlandés