⁉ Adverbios de modo y otro tipo

Español

Neerlandés

  • a la vez
  • --
  • a pie
  • --
  • absolutamente
  • --
  • adrede
  • --
  • aproximadamente
  • ongeveer
  • así
  • (~ es la vida) zo is het leven
  • bien (adv)
  • wel, goed • (lo conozco muy bien) ik ken hem heel goed • ('for the sake of') ter wille van • (no tan bien) niet zo best • (muy bien) prima, uitstekend • (estás bien?) gaat het? (resp: prima)
  • cada vez más
  • --
  • de pie
  • --
  • deprisa
  • snel, gauw
  • especialmente
  • --
  • juntos
  • samen, bijeen
  • mal (adv)
  • --
  • no
  • (categórico) nee • (con v / adv) niet • (las películas no son interesantes) de films zijn niet interessant • ("no uno", "ningún", ~al.'kein') geen • (no tengo casa) ik heb geen huis • (¿no lo conoces?) kent u hem niet? • (no voy al cine) ik ga niet naar de bioscoop • (no conozco la ciudad) ik ken de stad niet • (no son caros) ze zijn niet duur • (no tengo sed) ik heb geen dorst
  • probablemente
  • --
  • quizá (tb: quizás)
  • misschien (causa inversión V-suj)
  • realmente
  • --
  • revés
  • --
  • solo (adv (ant: sólo))
  • --
  • sí (afirmación)
  • ja
  • también
  • ook • (mi hija está ~ en cama) mijn dochter is ook in bed • (yo también estoy asustado) ik ben ook bang • (!verif tb) ook wel
  • tampoco
  • ook niet, ook geen • (tampoco trabaja) hij werkt ook niet • (tampoco tiene coche) ze heeft ook geen wagen
  • únicamente
  • --